De Romeinen zorgden ervoor dat het gebied midden bossen en moerassen bewoonbaar werd. Onder de Franken werd de "rode burcht" een echte uitbating. Graaf Boudewijn IX schonk het leengoed Rodenborch aan Robrecht van Sperleke, die het in 1205 bij een kansspel aan Wouter van Cortrycke verloor. Na de dood van Wouter in 1238 stonden zijn dochters Johanna en Agnes hun eigendom af om er een abdij te stichten. Met de hulp van Johanna van Constantinopel en enkele zusters van de abdij van Marquette (Rijsel) wilden ze hun leven wijden aan God. Hun eerste overste was Abdis Erka Flandrina. De abdij droeg de naam Onze-Lieve-Vrouw-ten-Spieghele" en stond onder toezicht en geestelijke leiding van de abdij "Ter
Duinen"(Koksijde).
Woelige tijden deden de zusters uitwijken naar een veiliger schuiloord, nl. de abdij van Groeninghe in Kortrijk. Dit gebeurde in 1285. De hofstede van de verlaten abdij was in 1302 (Slag der Gulden Sporen) een rustplaats voor het Franse leger. Deze Abdijhoeve bleef, net als heel het territorium van Rodenburg, eigendom van de abdij.
In 1580 werd de hofstede door Schotse soldaten platgebrand; alleen de schuur bleef gespaard. In 1649 werd de schuur dan volledig vernieuwd. Ook de molen (Vannestes molen) stond vermeld onder de goederen van de abdij.
Daarna volgden verscheidene eigenaars elkaar op. In 1969 verliet de laatste eigenaar de hofstede en werden de terreinen volledig verkaveld. Het woonhuis en de stallingen werden - helaas - afgebroken. De schuur werd door de provincie geklasseerd en omgebouwd tot de huidige, unieke wijkkapel.
Op 31 oktober 1976 werd deze ruimte dan als "Kapel Onze-Lieve-Vrouw-ten- Spieghele ingezegend door Mgr. De Smedt, bisschop van Brugge. Rond deze 'annex'-kapel van de Sint-Brixiuskerk te Marke, groeiden de drie delen van de verkaveling :
het eerste en oudste deel: "Rodenburg"
de uitbreiding tussen de E 17 en de R 8 : "Abdijhoeve"
het nieuwste deel bij de A 17 en Bohemenberg : "Populierenhof"